Het perspectief ligt in elk deel van het boek anders en is dus een meervoudig personaal perspectief. In het eerste deel wisselt het perspectief tussen de verschillende dorpsbewoners van het plaatsje Wolfsheim. Er wordt vooral vanuit Charlotte Maenhout, de oppas, geschreven. Zij beschrijft de kinderen en hun gedrag. Het tweede deel is totaal anders dan het eerste deel en opgebouwd uit twee elkaar afwisselende gedeeltes. Beide worden geschreven vanuit Victor Hoppe, de hoofdpersoon, zelf. Bij het ene gedeelte is hij nog een kind en het vertelt over hoe hij opgroeit en zijn verdraaide denkbeelden opdoet. In het andere gedeelte is hij afgestudeerd en bezig met kloonexperimenten. Het derde lijkt weer op het perspectief uit het eerste deel. Ook hier wordt geschreven vanuit verschillende dorpsbewoners, maar nu worden ook Rex Cremer, de stafarts, en Rebekka Fischer, de lesbische vrouw die zijn drie klonen gebaard heeft, gevolgd.